Over mij - Woosje Wasser

Woosje Wasser

Ik, Wilhelmina Wasser-Schouten, ben geboren in 1938 in Den Haag, waar ik zoveel mogelijk tijd doorbracht in de manufacturenwinkel van mijn grootvader. In Nijmegen studeerde ik Nederlandse Taal- en Letterkunde en Kunstgeschiedenis.
Sinds 1963 woon en werk ik in de buurtschap Tiengeboden, Ooij bij Nijmegen en periodiek in de Berry in Frankrijk.

In 1962 begon ik met wandkleden, geappliqueerde collages van textiel. Ik schilderde met lapjes, restjes stof van allerlei herkomst, vaak verkleurd, versleten of door mij weer geverfd en bewerkt. Grafische elementen en accenten bracht ik aan met diverse borduurgarens, maar vooral door de naaimachine als tekenstift te hanteren. In 1966 had ik met deze wandkleden een eerste solotentoonstelling in ’t Meyhuis in Helmond, de bakermat van de wereldberoemde prints.

Op zoek naar rehabilitering van het werken in textiel als zelfstandige kunstvorm maakte ik in 1983 mijn eerste boek met specimina van Stofversieren, vrij van patroon en zonder strenge regels, met inbreng van eigen thema’s, heel persoonlijk of verbonden met de gebeurtenissen in de wereld om ons heen.
Daarbij speelde naast werk als lerares op creatieve centra mijn deelname aan de redactie van het maandblad Sextant van de NVSH en de daaruit voortvloeiende feministische activiteiten een cruciale rol.

Textiel gaf mij de mogelijkheid unieke objecten te maken, kunstenaarsboeken, van divers formaat met wisselende bladen en speciale vormen zoals leporello’s en schutsrollen. 
Essentieel daarbij is dat zowel de vóór- als de achterkant van een blad gelijkwaardig worden bewerkt, spiegelbeeldig of juist meer verschillend door details te veranderen of in te voegen. De achterzijde is steeds de verrassing.

Na vele jaren van exposities, schrijven, bestuurlijke functies en lesgeven koos ik met mijn eerste reis naar China in 1994 voor meer vrijheid. Ruimte om te gaan kijken hoe er in andere culturen met textiel wordt omgegaan, om tekens, teksten en boeken in een andere context, op een andere manier te zien. Van de Zijderoute, Ethiopië en Tibet tot Rusland, India en Peru zonder daarbij mijn geliefde Ooij en de Franse Berry uit het oog te verliezen.

In mijn stalenboeken geef ik in textiel vorm aan wat mijn leven bepaalt, de eigen omgeving zoals licht, water en ruimte in de Ooijpolder, het verlies van geliefden, de schoonheid van een gedicht of een vlinder. Daarnaast gaan de boeken over wat me treft in de wereld daarbuiten. Gebeurtenissen, politiek en sociaal, van dichtbij of veraf, verwerkt  aan de hand van notities, teksten en knipsels. Hierbij leg ik bij voorkeur het accent op de rol van textiel in het leven van vrouwen.

Stalenboeken en staalkaarten met applicaties, collages wisselend van thema, in gemengde verftechnieken, divers van vorm en formaat, gemaakt met gewoon gebruikstextiel dat steeds spannend en interessant blijkt. Dat alles geaccentueerd door sterk grafische elementen met als schriftuur leesbare en onleesbare regels, onverklaarbare tekens en geheime krabbels. Daarbij tellen de kleinste details en iedere subtiele nuance van stof, kleur, vleug en ritme.
De volgorde van de pagina’s wil eerder dwingen tot eigen reflectie en herkenning dan dat ze een opgelegd, pasklaar verhaal laat zien.

Voor mij is werken met textiel de spil van mijn bestaan, met probeersels en fouten, maar evenzeer bepaald door passen en meten, traditie en patronen. Ontwerpen naast gelukkig toeval.Trial and error. Emoties vorm geven. Geen perfekte plaatjes. Textiel op andere manieren bekijken.

Het is de weerslag van een leven lang onuitputtelijke plezier in de wereld van textiel. Lappen en staaltjes, weefsels en vlechtsels, garens, band en linten, katoen, linnen en wol, tijk, flanel en corduroy, damast, brocaat en zijde, vlieseline, viscose en bont, fluweel, kant en tule. Een nooit eindigende ontdekkingsreis. Working on a dream.

 

Fragment uit de inleiding van Maarten Beks bij een expositie in het Sisu ontwerpcentrum in Nijmegen (1976).

En dan nu textiel. Wat Wasser betekent weet iedereen, hier konden nomen en omen het nauwelijks beter met elkaar treffen. Of anders gezegd, zelden heeft een vrouw een  echtgenoot met treffender naam opgespoord.  Een naam die het programma en de toonaard van haar hele oeuvre in één woord weet samen te vatten. Geëmancipeerde vrouwen hebben iets tegen het annexeren van de naam van hun man, tegen het prijs geven van hun eigen identiteit als uitdrukking van genegenheid en verbondenheid, maar in dit geval heeft de naam van de man het karakter van een geschenk, van een vrijwillig gekozen pseudoniem. Toen zij hem ontmoette, herinnerde zij zich eindelijk haar echte namen.

Woosje Wasser, een naam met een alliteratie én met een landschappelijke verwijzing die er niet om liegt, vooral als men weet dat deze kunstenares om geheimzinnige, maar nu hier opgehelderde redenen, in de Ooij is gaan wonen. Immers, Ooi betekent volgens het woordenboek waterland, pays d'eau, een en al H2Ooi.

Ik geloof niet onmiddellijk in esoterische verbanden, maar voor dit geval ga ik door de knieën: wie deze wandkleden bekijkt en zich realiseert dat ze zijn gemaakt door Woosje Wasser uit Wasserland, die wellicht stamt uit een geslacht van dijkmeesters en schouten, gelooft niet meer zo erg in de toevalligheid van het toeval. Dit is gewoon een staat van genade, tekenen aan de wand.

Constateer dat de landschappelijke, ijle waarheden die in haar werk worden uitgemeten én ingedampt voor tachtig procent uit water en voor honderd procent uit Wasser bestaan.

Eigenlijk is hiermee alles gezegd. Het oorspronkelijk, aangeboren landschap van de ziel krijgt een plaats in de werkelijkheid. Ieder gezien of gedroomd landschap vindt hier zijn vorm in textiel, geschilderd met lapjes, beschreven met garens.